Terwijl de Canadezen proberen hun bruggenhoofden aan de noordkant van het Leopoldkanaal te vergroten en te versterken, is deze zevende oktober ook Walcheren weer doelwit van geallieerde operaties. Het kapot bombarderen van de dijk bij Westkapelle leverde voor de geallieerden onvoldoende snel resultaat op. Bij eb kwam het grootste deel van het eiland droog te liggen, en bij vloed stroomde slechts een klein deel onder, terwijl op het grootste deel van het eiland alleen de sloten vol water kwamen te staan.
Op de zevende oktober wordt besloten de onderwaterzetting van het eiland te versnellen. Aan het begin van de middag verschijnen er 119 Lancasters en drie Mosquitoes bij Vlissingen. Een deel bombardeert de Nolledijk ten westen van de stad, een ander deel valt de dijk bij Fort Rammekens ten oosten van Vlissingen aan. Op beide punten breken de dijken. Bij de aanval op de Nolle wordt ook de Duitse Westbatterie getroffen, waarbij kanonnen en granaten worden vernietigd. Bij de Nolledijk worden voornamelijk ‘tijdbommen’ gebruikt: de hele middag blijft de omgeving trillen van de zware ontploffingen. Al snel staat het gebied tot Dishoek, Koudekerke en West-Souburg onder water. Bij Rammekens ontstaat een gat van zo’n vierhonderd meter breed. Het water stroomt daar zo snel binnen, dat nog dezelfde dag huizen aan de Middelburgse Segeersweg en Schroeweg moeten worden ontruimd.
Ondertussen proberen de Duitsers om bewoners tewerk te stellen bij de aanleg van nooddijken. De meeste Walchenaren blijven thuis. Op 7 oktober voert de Feldgendarmerie een eerste grootscheepse klopjacht uit. Er wordt ook in huizen gecontroleerd, onder meer langs de Middelburgse singels.
Wie wordt betrapt komt in de kazerne in de Noordstraat terecht. Gedurende de ochtend worden er ongeveer honderdvijftig mannen opgepakt. Uit die groep worden willekeurig zes mannen geselecteerd, die meteen voor het standgerecht worden geleid. Onder hen bevinden zich twee arbeiders van de Scheldewerf in Vlissingen: Janus Leijnse en Jacobus Francke. Zij horen de doodstraf tegen zich eisen. Voor Leijnse wordt die omgezet in levenslang, omdat hij kan aantonen dat hij een te water geraakte Duitse soldaat heeft gered. Francke wordt ten voorbeeld gesteld. Hij heeft het bevel van de tewerkstelling genegeerd en heeft bovendien zijn werk op de werf ontdoken. Hij wordt twee dagen later langs de kanaaldijk tussen Middelburg en Veere doodgeschoten.
Uit het dagboek van C. Puijpe uit Koudekerke, zaterdag 7 oktober 1944:
‘Even voor half twee Viermotorige Lancasters komen in zicht en vliegen op onze omgeving af. Ze draaien vanuit het ZW over onze hoofden. Wij staan allen voor onze post te kijken. Het is een benauwd ogenblik, doch als geen “kerstbomen” worden los gelaten, dan word ik reeds geruster, daar het doel hier niet ligt. Er volgen zwermen. En zo nu en dan hoort men de ontploffende bommen. De zuilen geven aan dat het in de buurt van Swanenburg moet zijn. Het is wel vreemd dat er zo weinig ontploffingen zijn, maar naderhand blijkt, dat er massa’s tijdbommen zijn gegooid. Het bombardement duurt + 1½ uur en er wordt 1 toestel afgeschoten. Batterij Swanenburg vuurt niet! De dijk is over en grote lengte doorboord. De batterij staat in brand en is totaal verwrongen en het water stroom met kracht over het lage land.’
De bombardementen van dichtbij…
Vlissingen had het in de tweede helft van 1944 zwaar te verduren. Er werd vaak gebombardeerd. Op 7 oktober kwam de Nolledijk onder vuur te liggen. Mijnheer Bode hoorde toen de bombardementen in de buurt van zijn huis….
[soundcloud url=”https://api.soundcloud.com/tracks/170850411″ params=”color=ff5500&auto_play=false&hide_related=false&show_comments=true&show_user=true&show_reposts=false” width=”100%” height=”166″ iframe=”true” /]