Vandaag komen er veel berichten van het langzaam maar zeker opschuivende front in West-Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland.
Om met Zuid-Beveland te beginnen: De bevrijding van Krabbendijke en de gevangenneming van negenhonderd Duitse soldaten is groot, maar niet het grootste nieuws.
Het openen van een ‘tweede front’ op Zuid-Beveland is zo mogelijk nog belangrijker. Vanuit Terneuzen is de afgelopen weken geschut opgesteld, waarmee op Duitse stellingen op Zuid-Beveland wordt geschoten. Zo wordt op 19 oktober de toren van Ellewoutsdijk vanuit Terneuzen kapot geschoten, de dorpskerk ging in vlammen op.
Maar nu is er in Terneuzen de afgelopen dagen meer aan de hand. Een groep van zo’n zevenhonderd Britten is gearriveerd, en er zijn ook amfibitanks en landingsvaartuigen gestationeerd. In de vroege ochtend van 26 oktober stappen enkele honderden soldaten van de Schotse 52nd (Lowland) Division aan boord van 137 Buffaloes van de 79th Armoured Division. Net als eerder bij Hoofdplaat is er bij de landing op Zuid-Bev eland sprake van een ‘Green Beach’ en een ‘Amber Beach’. De amfibievoertuigen landen op Green Beach ten oosten van Baarland en op Amber Beach ten zuiden van hetzelfde dorp. Kort voor hun landing zijn de oevers bij Hoedekenskerke en Bakendorp bestookt (bekijk het ooggetuigenverslag over de beschietingen in Hoedekenskerke). De eerste manschappen, die aan land gaan, zijn leden van de Royal Scots Fuseliers en de 6th Cameronians van de 156ste brigade. Ze kunnen zonder veel tegenstand een bruggenhoofd vormen. De hoge dijk bij Green Beach is voor veel voertuigen een onneembaar obstakel, zodat Amber Beach de belangrijkste landingsplaats wordt. Een tweede aanvalsgolf brengt die ochtend nog eens twee bataljons en achttien varende Sherman-tanks op Zuid-Beveland. Twee dagen laten wordt ook nog de 157ste brigade overgezet. Bij de operatie zijn 174 Buffaloes ingezet, en voor vervoer van materieel vanuit Perkpolder worden nog eens 25 Landing Craft Assault (LCA’s) en 27 kleine landingsvoertuigen, zogenaamde Terrapins ingezet.
Met deze landing wordt een troepenmacht in de rug van de sterke Duitse verdediging aan het Kanaal door Zuid-Beveland gebracht. De Duitsers zijn verrast, maar reageren snel. Voor het eind van de ochtend gaan vijf compagnieën van de 70ste infanteriedivisie in de tegenaanval. De Wehrmacht wil de Canadezen koste wat het kost terug de Westerschelde in drijven. Citaat in Zeeland 40-45, pagina 426: ,,Heeresgruppe hat befohlen, Landestelle unter Zusammenfassung aller Kräfte zu bereinigen…’’ – de legergroep heeft bevolen de landingsplaats met inzet van alle troepen te zuiveren. Vanaf Walcheren komen er ook nog versterkingen. Volgens Duitse tellingen worden met zwaar geschut vijftien van de zestig landingsboten van de tweede aanvalsgolf tot zinken gebracht, en ook verdwijnen er tien varende Sherman-tanks onder water.
Ondanks die Duitse tegenstand veroveren de Britten deze dag Baarland en Oudelande. In beide dorpen is minstens de helft van de huizen meer of minder ernstig beschadigd. De bewoners worden naar Zeeuws-Vlaanderen geëvacueerd. Ook Duitse krijgsgevangenen gaan die richting op.
Ter verdediging van het Kanaal door Zuid-Beveland hadden de Duitsers vanaf 8 oktober grote stukken land onder water gezet. Tussen Yerseke en het kanaal zo’n 750 hectare, rond Kruiningen 770 hectare. Ook ten zuiden van Biezelinge en rond Hoedekenskerke worden polders onder water gezet, een ruime 800 hectare in totaal. De landing bij Baarland op 26 oktober maakt die inundaties vrijwel zinloos. De Duitse troepen blijken niet opgewassen tegen een aanval van twee kanten en geven terrein prijs. Een tekenend citaat van de Canadezen op deze dag: ,,In het Baarland-bruggehoofd werd de vooruitgang net als op de landengte meer door het slechte terrein en het slechte weer vertraagd dan door enige aanvallende tegenstand.’’
In het PZC-boek De Slag om de Schelde (2009) vertelde Arjan Elenbaas in Baarland over de landing. Hij was toen 12 jaar, zoon van een fruitteler. ,,We woonden achter de vaete. Het was rond vier uur, stikdonker en er waren beschietingen. Vader hoorde gerommel aan de achterdeur. Hij deed open en daar stonden vier Schotten met bajonetten op hun geweren. Ze vroegen of er Duitsers waren. Moeder stak haar handen de lucht in en riep ‘Leve de koningin! We zijn bevrijd!’ Toen het licht was, wilde mijn vader naar buiten. Ik ging mee. Naast ons lag een grote boerderij. Er liep een Duitser over het erf met het geweer in de aanslag. Mijn vader riep: ‘Regelrecht naar binnen’. Dik honderd Duitsers hadden zich ingegraven in een boomgaard. De meesten wilden al lang niet meer vechten. In de kerktoren had zich een Duitse sluipschutter verschanst. Die heeft wel slachtoffers gemaakt voordat een Schot naar boven kon en hem doodde.’’
Deze ochtend wordt ook de aanval op Oostburg geopend. The Queen’s Own Rifles vallen aan onder begeleiding van een zwaar granaatvuur, waarbij de tot dan gespaard gebleven toren van de katholieke kerk kapot wordt geschoten. Om 10.15 uur zijn de eerste Canadezen in Oostburg. De balans voor Oostburg is triest: de afgelopen weken zijn er ongeveer honderd burgers omgekomen, meer dan de helft van de bebouwing is verwoest, de rest is beschadigd, op één huis na. Diezelfde dag bereikt de zevende brigade vanuit Breskens het Rode Kruisdorp Groede. De Duitse generaal Eberding laat daarop weten het dorp niet langer als open stad aan te merken, ,,nadat de vijand tegen de afspraak het dorp in de gedemilitariseerde zone had betreden en hierin was opgerukt’’ (Van der Ham, 413). Eberding zegt een ‘Waffenruhe’ in acht te willen nemen, tot de volgende dag (27 oktober) 18.00 uur.
Walcheren is in afwachting van de geallieerde aanval. Waarnemend Commissaris Dieleman roept vandaag de inwoners van Middelburg op om vrijwillig te evacueren. De volgende middag zou er een boot naar Dordrecht varen. Vrijwel niemand meldt zich aan. De volgende dag gaan er 35 mensen mee op de boot, allen NSB’ers en Duitsers. In de Deutsche Zeitung verschijnt vandaag een verslag van een bezoek van rijkscommissaris Seyss-Inquart aan het overstroomde Walcheren. Zijn conclusie: ,,Het schijnt wel dat een stuk van Nederland, nog wel de tuin van Nederland, onherroepelijk is verloren gegaan.’’ En verder: ,,Zouden onze tegenstanders verwachten, dat (…) de Duitsche bezetting zou worden getroffen, dan vergissen ze zich, want daarvoor zijn de nodige voorzorgsmaatregelen genomen.’’
Uit het dagboek van I.W. Bakker (Wemeldinge), 26 oktober 1944:
Om ongeveer 3 uur neem ik afscheid van m’n vrouw en vlucht over het kanaal in de richting van Canadezen. Alle wegen zijn afgezet doch doordat mijn persoonsbewijs nergens de naam Wemeldinge bevat kom ik met wat liegen door de Duitse posten en bereik Yerseke. Achter deze plaats kan ik absoluut niet verder komen en moet terug keren naar Yerseke. Hier worden al enige jongens opgepikt om te werken en alle mensen hollen door de straten in wilde vlucht. Ik ook, doch bereik later een oude dienstkameraad v.Putten. Er wordt nu uitgebeld 5 uur binnen en niet naar buiten voor de andere morgen 10 uur, behalve jonge mannen die 8 uur naar buiten mogen.Onze schuilplaats wordt nu in gereedheid gebracht. Bij de overburen onder de vloer tussen de ramen, doch voordat alles gereed is, wordt er uitgebeld , dat de evacuatie niet doorgaat, de Duitsers waren al met de nodige karren vertrokken.
De laatste dagen…
De laatste weken waren zwaar voor de bevolking. Veel mensen moesten vluchten of gingen de schuilkelder in. Els de Vijver was toen achttien jaar en zag veel leed maar zag ook leuke dingen gebeuren. Els de Vijver vertelt haar herinneringen aan de laatste dagen van de oorlog…
[soundcloud url=”https://api.soundcloud.com/tracks/174525162″ params=”color=ff5500&auto_play=false&hide_related=false&show_comments=true&show_user=true&show_reposts=false” width=”100%” height=”166″ iframe=”true” /]