Voor de geallieerden Zeeland binnen konden trekken moesten ze een vreselijke slag uitvechten in en om Woensdrecht. Die gevechten om een paar kleine dorpen in West-Brabant duurden drie weken en kostten het leven van veel militairen. Vrijdag 13 oktober 1944 staat sindsdien in de boeken als Black Friday. Op het oorlogskerkhof in Bergen op Zoom zijn rijen grafkruizen met die datum daarvan de stille getuigen.
door René Schrier
Elke keer weer pakte de vader van Nellie Suykerbuyk-van Opdorp, hij was beheerder van het postkantoor van Hoogerheide, de telefoon om zijn collega in Putte te bellen. „Zijn ze er al, zijn ze er al?”, was zijn vaste vraag. Maar de geallieerden hadden het Vlaams/Nederlandse grensplaatsje nog niet bereikt. Op de radio was verteld dat de bevrijders Breda al hadden bereikt. Een erg optimistisch bericht. De inwoners van de westhoek van Noord-Brabant geloofden het. En de Duitsers ook.
In huize Van Opdorp in Hoogerheide lagen op zolder de bloemen van de hortensia’s al klaar om op de tanks van de bevrijders te gooien. „Duitsers zag je weinig. Op een nacht hoorde ik geluiden in de straat. Ik keek door een spleetje en wat ik toen zag was een vreselijk gezicht. Het Duitse leger was op de vlucht. Alles wat wielen had hadden ze meegenomen.
Kinderwagens kruiwagens om gewonden mee te vervoeren, het was iets vreselijks en naargeestigs om te zien. Het zag er spookachtig uit. Heel akelig. Mijn vader was naar beneden gekomen en deed de poort stevig op slot en de hond naar buiten. Je wist nooit wat soldaten op de vlucht allemaal doen. Dat duurde tot ‘s morgens en toen werd het stil. En een paar dagen later kwam alles weer terug. Nu wat meer geordend. Mijn vader zag dat ze pamfletten kregen en toen het even rustig was kreeg hij er een te pakken. Daarop stond in het Duits, dat als ze zouden vluchten hun familie werd doodgeschoten.”
„Op zaterdag 7 oktober werd er aangebeld. Mijn vader schrok. Hij had namelijk de draden doorgesneden van de telefoonlijnen tussen de Duitsers en het vliegveld van Woensdrecht. En hij dacht dat ze hem kwamen hallen. Eerst wilde hij niet open doen, maar moeder zei: doe nu maar open anders stampen ze de deur wel in. In het portiek stonden drie militairen. Ze wezen op de emblemen op hun schouder, waarop het woord Canada stond. Een van hen ging naar boven om door het raam te kijken. Meteen werd er op hem geschoten. Het schot kwam in een matras met kapok terecht. Onder de kapok kwam hij weer naar beneden. Al snel werd er overal in het dorp geschoten. Wij zijn de schuilkelders ingegaan. Pas zondagmorgen werd het een beetje rustig. In de loop van de dag kwamen er Duitse voertuigen. Mijn broertje zag dat deze Duitsers andere helmen op hadden.” Jan de Jonge van het Oorlogsmuseum Ossendrecht vult aan: „Het waren parachutisten onder commando van luitenant-kolonel August von der Heydte. Enkele dagen van bittere gevechten in en rond Hoogerheide volgden. Of zoals een van de militairen omschreef: „De doden lagen overal verspreid in en om de woningen.”
Nellie herinnert zich dat haar vader op een dag door een boerenzoon gehaald werd. Die vertelde dat er drie Duitsers in de hooimijt zaten die de weg op wilden blazen om de geallieerden tegen te werken. Ze vreesden voor schade aan de boerderij. De man suggereerde dat ze de drie Duitsers wel om konden praten om zich over te geven. Dat lukte inderdaad. Maar de Duitsers wilden wel de garantie dat hen niets zou overkomen. Met drie geweren over zijn schouder en drie Duitsers voor hem uit lopend ging m’n vader op zoek naar Canadezen. Levensgevaarlijk natuurlijk. Want er konden overal Duitsers zitten. De Canadezen wilden de Duitsers meteen doodschieten. Mijn vader moest hemel en aarde bewegen om hen tegen te houden. Jaren later kregen we een brief uit het Oostenrijkse Lienz van een professor. Dat bleek een van die drie Duitsers te zijn. Hij wilde zijn dankbaarheid tonen.
De vader van Nellie besloot met zijn gezin te vertrekken naar een tante in Antwerpen. Maar zo ver kwamen ze niet. Uiteindelijk zaten ze drie weken in Ossendrecht. Door de zware gevechten was de bevolking van Hoogerheide en Ossendrecht nagenoeg volledig geëvacueerd. Van de zware slag die zich rond Woensdrecht afspeelde kregen maar weinig inwoners wat mee.
Volgens Nellie Suykerbuyk vielen de meeste slachtoffers onder de burgers eigenlijk pas na de oorlog als gevolg van ongelukken met gevonden munitie. Wat haar wel van het hart moet is het gedrag van de zogenaamde Witte Brigade, Belgische verzetsstrijders. „Je hoorde iedereen er schande over spreken. Die roofden alles wat los en vast zat. Mijn vader hield van schilderijen. Een keer ging hij naar ons huis om de hond te halen en wat kleren voor ons. Zijn schilderijen stonden keurig op een rijtje tegen de muur. Klaar om meegenomen te worden. Dat doen Canadese soldaten niet als ze volop in de slag zijn.”
Onder de Canadese militairen vielen wel heel veel doden. Dat wordt pijnlijk duidelijk in het boek ‘Slag om Woensdrecht, bevrijding van de Zuidwesthoek’ van de Stichting Historisch Onderzoek Tweede Wereldoorlog. Indrukwekkende lijsten met doden aan Canadese en Duise zijde. Opmerkelijk, slechts een handjevol Duitsers op Black Friday, daarentegen lange lijsten Canadese slachtoffers. Niet alleen die dertiende oktober trouwens.
De weg naar Zeeland, om een vrije doorvaart naar Antwerpen mogelijk te maken, heeft de geallieerden een hoge prijs gekost. Pas op woensdag 27 oktober was die route vrij om door te kunnen stoten en Rilland als eerste Bevelandse dorp te kunnen bevrijden.
Spelend op een tank, denk je wel aan de oorlog
door Joeri Wisse
Een tank met een gele ster erop. Dat zou wat Esmeralda (12) en Nanta (11) uit groep 8 van interconfessionele basisschool de Horizon in Rilland betreft wel een mooi monument zijn om de oorlog en de daaropvolgende bevrijding te herdenken.
„Net zo’n tank als er in Woensdrecht op dat heuveltje staat”, zegt Esmeralda. Ze heeft al vaak op die tank gespeeld. „Mijn moeder is in Woensdrecht geboren. Toen zij jong was, stond die tank nog in het bos en half onder het zand. Dat was heel lang geleden, want mijn moeder is al veertig.” Waar die tank vandaan kwam, weet Nanta -hij geldt als dé oorlogsdeskundige van de klas- niet precies. „Maar hij was niet van de Duitsers, want zo’n gele ster is van de Amerikanen.”
Nanta heeft, net als buurman Tristan (11) al veel gelezen en gezien over de Tweede Wereldoorlog. „Ik ben al in veel oorlogsmuseums geweest. Ook in Indonesië, dat vroeger Nederlands Indië was. Ik vindt het leuk om daar alles over te weten. Niet omdat oorlog leuk is, maar ik vind het wel cool om te zien hoe de geallieerden gevochten hebben op D-Day. Als dat niet was gelukt, waren de Duitsers er nu nog steeds. Dan was er geen vrijheid en geen Ajax, want dat is opgericht door joden.”
Volgens juf Karin Sauter, die even daarvoor de klas de opdracht gaf een eigen monument te ontwerpen, weten de leerlingen veel van de oorlog. „Ze zijn er ook bij betrokken. Het monument bij de begraafplaats kennen ze allemaal. De achternamen van de slachtoffers die erop staan, zien ze terug bij andere kinderen.” Dat de bevrijding van Zeeland begon bij Woensdrecht, wisten ze niet allemaal. „Ook al is de situatie nu anders, ze kunnen zich heel goed indenken dat de Kreekrakdam belangrijk was. Nu de bruggen daar soms afgesloten zijn voor de renovatie, merken ze nog meer dat dit gebied de toegang tot Zeeland was.”
Veel leerlingen kiezen voor een soldaat, een groot geweer of -net als Esmeralda en Nanta- een tank als monument. Anderen maken een vogel of een gedenksteen in de kleuren van de Nederlandse vlag. Tristan heeft een ‘kloostertje’ getekend. „Daar kun je de mensen herdenken en een kaarsje voor ze branden.”