In de vroege ochtend van 25 oktober, bij regen en lage wolken, stak de Schotse 52 Lowland Division vanuit bevrijd Terneuzen de Westerschelde over met 25 landingsvaartuigen, 176 Buffalo amfibievoertuigen op rupsbanden en 27 Terrapins. De landing, Operation Vitality II, werd ingeleid door dagenlange beschietingen en bombardementen die de Bevelandse dorpen hevig troffen.
door Claudia Sondervan
Hoedekenskerke kwam 72 uur lang onder vuur te liggen; er vielen daar alleen al 38 burgerslachtoffers in die dagen. „Ze dachten dat er Duitsers zaten, maar dat was nauwelijk zo”, weet Henk de Vriend (83). Hij was dertien jaar, in Baarland, toen de Buffalo’s die de oversteek haalden, zijn dorp introkken over de weggegraven dijk. „Er waren er zo’n zestig op de Westerschelde weggeschoten. De motoren van de enorme gevaarten klinken nog in zijn oren: „Dat was een gebrom, dat had je van je leven niet gehoord.”
In zo’n buffalo gingen de Baarlanders kort na de landing naar Zeeuws-Vlaanderen. „We moesten weg van de Schotse commandant: ze waren bang voor een Duits tegenoffensief. Mijn vader mocht niet mee omdat hij bij de ondergrondse zat. Dat hoorden we bij inscheping. Maar we wisten het wel een beetje: er was een kastje in de schuur waar ik nóóit in mocht komen. Toen ik toch ging snuffelen vond ik in een laatje een pistool en munitie. Mijn moeder snapte me en toen ze dat zag, moest ze huilen. Mijn vader stuurde me ook wel op pad om boeren te waarschuwen als er op onderduikers gejaagd werd.”
„Ik mocht naast de chauffeur zitten. Ik kreeg een witte boterham met marmelade. Dat had ik van mijn leven niet gehad. Onderweg is zo’n Buffalo met Baarlanders nog lekgeschoten door de Duitsers. De mensen konden net op tijd op een zandplaat stappen.”
Na tien dagen in Absdale bij Hulst mocht het gezin terug, in een houten bootje, vanwege de zeemijnen. „We wilden graag, vader was daar immers. Als ‘s nachts de kanonnen bulderden zei de boerin waar we logeerden „Heb geen angst, da’s enkel aan d’n overkant’. Maar wij waren er toch een beetje schuw van.”
Bij terugkomst bleek De Vriends thuis een ravage: „Dakpannen op straat, alle ruiten eruit geblazen, het hele huis overhoop. Op zolder lagen de gedroogde appeltjes overal.” De bevrijders waren niet allemaal van die braafjes, merkte hij.
Er werd veel haastig begraven in die dagen, weet De Vriend nog. En soms opgegraven, als Duitse soldaten in hun schuttersput waren gesmoord onder rupsbanden. „Ze zeggen wel eens dat de bevrijders hier weinig weerstand hadden, dat het vlug gebeurd was. Dat is niet waar. Anders waren er hier geen veertig Duitsers dood.”
Bep van de Velde, toen 17 jaar, hield het oorlogsgeweld rond de boerderij in Ellewoutsdijk allemaal bij, met een kladboekje en een potloodje in haar schortzak: 6 oktober, beschietingen, een man getroffen. 7 oktober, bombardement en beschietingen, een man en vrouw getroffen en de kerktoren voor het eerst geraakt. „Toen is het dorp leeggelopen, mensen zijn gevlucht. Wij moesten naar Oudelande toen er op 9 oktober een bom landde in het land achter de schuur.”
De ingekwartierde Duitsers op de boerderij hadden luchtafweergeschut – daarmee werd de boerderij doelwit voor de Geallieerden in Terneuzen. „Die Duitsers hadden verbinding met Duitsers in de kerktoren; die werd daarom beschoten. Uiteindelijk is de kerktoren op 20 oktober uitgebrand. Best eng, als je er op terugkijkt. Toen beleefde je dat anders”, zegt ze nu, als 87-jarige.
Op 31 oktober mocht het gezin terug naar Ellewoutsdijk. „Toen we aankwamen, lagen overal in het huis en de schuur Schotten en Canadezen uit te rusten van de slag bij de Sloedam.” Bep kreeg van één van hen een stuk parachutestof en wat emblemen. „Prachtige rode stof, geweldig was dat. Ik heb er een jurk van gemaakt.”
Ellewoutsdijk was het rendez- vous punt voor de Schotten uit Zeeuws-Vlaanderen en de Engelsen en Canadezen die zich vanuit Woensdrecht een weg naar het westen hadden gevochten. Rilland, ’s Gravenpolder, Kwadendamme, Driewegen, daar zijn veel slachtoffers gevallen, weet ze. „In feite duurden de gevechten bij ons maar kort. Maar daarom was het niet minder erg.”
Het dagelijks leven in Ellewoutsdijk was aan gort gebombardeerd. Bep van der Velde noteerde het nauwgezet: dertig procent van de huizen was verwoest, twintig pocent zwaar beschadigd, 45 procent licht beschadigd, de molen, de pastorie, de winkels, het gymlokaal vernield, van de drie bakkers was er bij één de oven bewaard gebleven. „Maar die was doornat. Het was zwaar geploeter eer ze die brandend kregen en het eerste brood gebakken was. Iedereen in Ellewoutsdijk trok bij elkaar in; dat kon toen gewoon.”
Zondag 26 oktober gedenkt Hoedekenskerke de beschietingen van het Beleg van Hoedekenskerke. Bij de graven van 21 van de omgekomen inwoners van het dorp is om 12.00 uur een korte herdenking, voorafgegaan door een kerkdienst (10.30 uur) waarin Jan Lukasse en Thea Platschorre-van Liere herinneringen ophalen aan die dagen. Zaterdag 1 november vertellen Kees de Vriend, Henk de Vriend, Marinus de Mol en Arjaan Elenbaas vanaf 10.00 uur hun oorlogsverhalen in dorpshuis The Cameronian in Baarland. Om 11.00 uur is er een herdenking bij het landingsmonument op de dijk, omgeven door historische legervoertuigen.
Stoer door de klei in voetsporen van bevrijders
door Claudia Sondervan
Spider is de naam van de eerste Buffalo die Middelburg introk bij de Bevrijding”, vertelt Kees Traas aan groep acht van basisschool De Regenboog in Nieuwdorp. Die mededeling, de versgeschilderde naam en het robuuste militair materieel in de opslaghal van het Bevrijdingsmuseum Zeeland Nieuwdorp boezemen ontzag in bij de kinderen: ze staan op de laadklep van een stuk oorlogshistorie. Dat er overigens uitziet alsof het zojuist is uitgeleverd voor eerste inzet.
De Buffalo gaat mee in de stoet van de Mallard Mars, de herdenkingwandeltocht naar de Sloedam die zaterdag voor de vijfde keer gelopen wordt. Van de twee zusterscholen van De Regenboog in Nieuwdorp en Hoedekenskerke lopen zeventig mensen mee, meldt schooldirecteur Gerard Verkuil. De kinderen van de scholen worden met voertuigen uit de Tweede Wereldoorlog naar de Sloedam gebracht en lopen dan de tocht van zes kilometer terug naar Nieuwdorp. Vaste prik v0or veel Nieuwdorpse jeugd – tenzij de zaterdagse voetbal vóórgaat. En lopen in de voetsporen van de soldaten, die ooit in dezelfde natte klei liepen, is stoer, vinden Carlo, Thijs en Kevin.
Hun meester Verkuil is er zeer mee begaan dat de jeugd weet heeft van de ingrijpende en bepalende gebeurtenissen die zich zeventig jaar geleden voltrokken. Met zijn klassen als klankbord schreef hij al twee jeugdboeken met Zeeland in de Tweede Wereldoorlog als achtergrond: Pissebedden en Spitfires (2006) en Wilde Eenden en Betonstrijkers (2012). In november verschijnt het derde deel: Apenstaarten en cookies, met de inundatie van Walcheren én het thema ‘cyberpesten’.
De grootouders van de leerlingen zijn alweer van na de oorlog, maar er zijn vaak ook nog overgrootouders met veel verhalen, melden de kinderen.
„Mijn vaders opa heeft moeten meewerken aan de Birmaspoorlijn”, stipt Esmee de overzeese oorlogsverschikkingen aan. „Moeders opa was bakker op Nieuwdorp. Hij zag kinderen spelen op het pleintje toen er vliegtuigen met bommen aankwamen. Hij heeft met de kinderen geschuild in de stenen oven en niemand werd gewond”, vertelt Isabel.
In Hoedekenskerke sommen de kinderen de zichtbare herinneringen aan het Beleg op: het bunkertje in de dijk bij het lichtbaken; het zeewater dat in de Steigerweg stond na de bommen op de sluis.
Eigenlijk staat het ultieme verslag over Vitality II in de Bevelandse polders in het boek van P. J. Priester en Marinus Allewijn, Soldaten kwamen en gingen (1947), vindt Verkuil. „Misschien moet ik dat herschrijven voor de kinderen van nu.”